Frequently Asked Questions - All FAQs

Please select your question category

Search FAQs
View all frequently asked questions

Als je kiest voor analyses, dan moet je minstens per soort dierlijke mest, per exploitatie en gekozen mestsamenstelling zorgen dat je een geldige analyse hebt.

Een landbouwer heeft wel de mogelijkheid om met verschillende samenstelling af te zetten van dezelfde mestsoort, maar dan moet hij zijn stallen opsplitsen of groeperen.

Bijgevolg kan een landbouwer een verschillende BSM hebben per stal of groep van stallen.

De keuze maak je via het Mestbankloket via het menu aanvragen. Dit zal kunnen vanaf 01.01.2018. Volgens nieuwe informatie zal dit pas vanaf 08.01.2018 zijn. (update 22/12/2018)

Een volmachthouder met rechten voor ‘aanvragen’ dient geen aparte toestemming te vragen om toegang te krijgen tot het scherm waar de landbouwer zijn keuze voor forfait of analyse kenbaar moet maken.

Soortgelijke vrachten: er kan bvb een onderscheid gemaakt worden tussen mest uit traditionele stallen en uit emissiearme stallen. Luchtwasser valt dit onder traditionele stallen (want is een nageschakelde techniek)?

We maken die opsplitsing niet zo expliciet. We bieden de mogelijkheid aan de landbouwer om op exploitatieniveau een opsplitsing te maken van eenzelfde soort dierlijke mest als men voor analyses kiest. De keuze van die opsplitsing kan van verschillende aard zijn. Het stalsysteem is er daar één van en de meest voor de hand liggende natuurlijk. Maar ook het feit dat een landbouwer in 1 van zijn stallen weet dat door ouderdom van de stal of door een andere voedertechniek de samenstelling anders is, kan leiden tot werken met verschillende mestsamenstellingen voor dezelfde mestcode. Het blijft de keuze en de verantwoordelijkheid van de landbouwer om de juiste opsplitsing te maken op basis van wat hij weet uit het verleden of uit ondervinding.

Nu is het natuurlijk zo dat als een emissiearme stal (met of zonder luchtwasser) correct uitgebaat wordt, dat je toch mag verwachten dat de samenstelling anders is. In dat geval maakt hij dus best de opsplitsing.

Vb. Landbouwer heeft 10 vleesvarkensstallen (5 emissiearme en 5 traditionele) op 1 exploitatie en kiest voor het systeem van analyses.

Hij kan dan zelf op het moment dat hij zijn keuze bekend maakt het aantal mestsamenstellingen bepalen waarmee hij wil werken. Wetende dat hij per mestsamenstelling analyses zal moeten nemen.

  • Optie 1:
    • 1 mestsamenstelling voor alles -> we raden dan steeds aan van minstens 1 vrachtstaal te nemen van iedere stal zodat hij toch een beeld heeft op mogelijke afwijkingen.
  • Optie 2:
    • Mestsamenstelling 1 voor stal 1 tem 5 omdat dit emissiearme stallen zijn
    • Mestsamenstelling 2 voor stal 6 tem 10 omdat dit traditionele stallen zijn

En zo zijn er veel combinaties mogelijk. Blijft in de filosofie dat hij zodanig moet opsplitsen dat de samenstelling de werkelijkheid benadert.

Luchtwasser valt dus niet onmiddellijk onder emissiearme stal. Uit het project is wel gebleken dat landbouwers met een wasser dikwijls het spuiwater in de kelder steken op 1 bepaald moment in het jaar. Dit geeft op dat moment een serieuze wijziging in samenstelling waardoor hij wsl nooit zal kunnen werken met een BSM tenzij hij zijn bedrijfsvoering aanpast en dus meer gespreid het spuiwater in zijn kelder steekt of de spui apart afvoert.

Neen, afzet naar derogatielandbouwer moet met een analyse waarvan de resultaten gekend zijn vóór transport. Indien men wil blijven afzetten naar deze landbouwer moet men kiezen voor analyse voor die mestsoort. Alles dient dan ook op basis van anlyseresultaten te vertrekken.

Derogatiemest die gebruikt wordt als eigen mest naar eigen grond, kan zonder analyse. Een derogatielandbouwer kan zijn eigen mest gebruiken op zijn derogatiepercelen en kan hierbij kiezen voor de forfait. Dus ook voor afzet naar derden van deze mest.

In dergelijk geval zit je met 3 verschillende mestcodes op je bedrijf (Ruwe mest, dikke fractie en dunne fractie). De keuze zit op het niveau van de mestcode. Dus dat kan. 

Verzamelpunten: kunnen blijven werken met berekende waarden (verandert niks aan huidige manier van werken)

De keuze tussen forfait of analyse is de sleutel van het systeem en dient strikt opgevolgd te worden. Nu bij wijze van overgangsmaatregel zal mestbank enigszins soepel zijn met de uiterste datum om deze keuze bekend te maken. Mestbank zal landbouwers actief gaan vragen om hun keuze te maken indien ze transporten melden en de keuze werd nog niet gemaakt. Ook bij het afsluiten van een BR zal Mestbank, indien de keuze nog niet werd gemaakt vragen om deze keuze zo snel mogelijk te maken.

UPDATE 22/12/2017

Om de overgang wat vloter te laten verlopen werd er beslist om het systeem van staalnemer-verwerker nog te laten doorlopen tot 15/02/2018. Dit brengt met zich mee dat tot en met 15/02/2018 nog een analyse bij de verwerker genomen kan worden die 3 maanden geldig is. Op die manier heeft u een analyse die geldig is tot en met 14/05/2018. Deze telt echter niet mee voor de BSM.

 

Keuze tussen forfait en analyse is de sleutel van het systeem. Landbouwers kunnen niet switchen in het midden van het jaar. Vanaf 2019 dient men effectief voor 15/02 een wijziging in keuze te melden. Indien men niets laat weten gaat Mestbank ervan uit dat men blijft in het systeem waarmee men werkte in het jaar voordien.

Landbouwers die in de laatste maanden van 2017 nog een putstaal of geldig vrachtstaal bij verwerker nemen van hun mest kunnen de resultaten van deze staalname nog blijven gebruiken tot 3 maand na staalname indien men wenst verder te werken met analyses voor de betrokken mestsoort. Deze stalen komen echter niet in aanmerking  voor het bepalen van een eventuele BSM.

UPDATE 22/12/2017

Om de overgang wat vloter te laten verlopen, werd er beslist om het systeem van staalnemer-verwerker nog te laten doorlopen tot 15/02/2018. Dit brengt met zich mee dat tot en met 15/02/2018 nog een analyse bij de verwerker genomen kan worden die 3 maanden geldig is. Op die manier heeft u een analyse die geldig is tot en met 14/05/2018. Deze telt echter niet mee voor de BSM.

Hoeveel tijd mag er zitten tussen monstername en aankomst staal op labo? En tussen monstername en analyse?

Er staat geen termijn beschreven tss staalname en aankomst in labo. Wel mag de periode tussen staalname en in analyse zetten max 7 dagen zijn. Dus onrechtstreeks is dat dan 7 dagen maximaal. Dat is allemaal geregeld in compendium.

Er mag tussen 2 vrachtstalen max 7d zitten, is er een minimum termijn tussen 2 vrachtanalyses?

Nee er is geen minimum termijn tussen de beide vrachtanalyses onderling. Die 7 dagen tussen monstername zijn er omwille van het feit dat cfr. compendium een meststaal binnen de 7 dagen na staalname in analyse moet gezet worden. Vandaar dat we ervoor gekozen hebben om die termijn ook hier te zetten.

De termijn zit hem dus op het feit dat iedere analyse van een meststaal moet opgestart worden binnen de 7 dagen na staalname.

Vb.Landbouwer die wil werken met gemiddelde samenstelling kan staalnames spreiden over maximaal onderstaande termijnen

  • 1ste staal genomen op maandag moet analyse gestart worden voor volgende maandag.
  • 2de staal genomen op volgende maandag  moet in analyse zijn op de maandag nadien.

Analyse gestart wil niet zeggen analyse afgerond en gerapporteerd. 

Indien een landbouwer mest afzet waarvan nog een geldig analyseresultaat bestaat dan kan hij op moment van transport kiezen welke waarde hij voor dit transport wil gebruiken.

  • - Kiest hij de nog geldige analyse dan gebruikt hij de inhoudswaarden van die analyse voor transport
  • - Kiest hij voor de inhoud die wordt bepaald op basis van de stalen die worden genomen dan moet de transporteur aangeven in MTIL dat het een transport betreft op basis van inhoudswaarden nog niet gekend. Nadien kan dan nagemeld worden met de effectieve waarde.

Van zodra het nieuwe resultaat beschikbaar is dan is het de regel dat meest recente analyse geldt.

Zie ook vraag hierboven.

Wat betreft de forfaitaire normen, is het inderdaad zo dat er geen opsplitsing is in de forfaits. Er zijn obvoldoende data om dat te doen. Ook hier is de opmerking dat we streven naar realistische waarden van de mest en bij goed management van een emissiearme stal zal best gekozen worden voor analyses. Dat zou eigenlijk de dag van vandaag ook al zo moeten zijn. 

Artikel 10.2.3.6: gaat over het nemen van putstaal van de mestopslag, wanneer kan dit voor varkens? Want in 10.2.3.5 staat dat er in principe niet met putstalen kan gewerkt worden bij mengmest van varkens.

Dat staat daarin omdat dat in 1 zeer uitzonderlijke situatie wel moet worden voorzien voor de aangifte van de inhoud van de opslag om het geheel sluitend te maken.

Dit kan enkel in geval we het hebben over een mengeling van varkensmest omdat daar geen forfait van bestaat.

Regel die wordt in acht genomen voor het bepalen van de inhoud van de opslag varkensmest op 1 januari.

  • Indien er een geldige gemiddelde samenstelling van minstens 2 vrachtanalyses is gekend van max drie maand oud dan is dat de samenstelling voor de opslag
  • Indien bovenstaande er niet is dan wordt de inhoud bepaald door het gemiddelde van alle gekende vrachtanalyses van het afgelopen jaar te nemen (moeten er dus minstens 2 zijn)
  • Indien er geen enkele of maar 1 vrachtanalyse beschikbaar is wordt de forfait genomen (kleine bedrijven bvb)
  • Indien er geen forfait is dient men een putstaal te nemen. (Dus enkel in geval van mengeling)

Zo’n gemiddelde mestsamenstelling blijft 3 maanden geldig, stel dat er in die periode een individueel vrachtstaal wordt genomen, vervalt dan de eerste gemiddelde mestsamenstelling of wordt die individuele vrachtstaal dan enkel voor die vracht gebruikt? Of ben je dan verplicht om te zorgen dat er 2° vrachtstaal wordt genomen om een nieuwe gemiddelde samenstelling te bekomen?

In zo een geval geldt de individuele vrachtanalyse enkel voor die vracht. En kan nadien binnen de termijn van 3 maand verder gereden worden met de oude gemiddelde waarde. Maar stel dat de individuele vracht extreem zou afwijken van de gemiddelde kan de landbouwer beter nieuwe analyses nemen, want daar moet dan toch een reden voor zijn als het over dezelfde mestsamenstelling gaat.

Stel boer kiest voor zijn diersoorten algemene forfait maar in de loop van het jaar mengt hij 2 verschillende mesten ( zeugen en vleesvarkens)?

Vanaf het moment dat een landbouwer mestsoorten mengt zit hij met een andere mestsoort waarvoor hij dan mogelijks geen keuze heeft gemaakt. Voor mengeling varkens bestaat er geen forfaitaire waarde dus valt men onmiddellijk onder analyses om dit product af te zetten.

Enkele voorbeelden:

  • Externe mestopslag op het bedrijf (kelder, mestsilo): waar verschillende mestsoorten in komen (biggen, vleesvarkens, zeugen): mag dan de code mengeling gebruikt worden? Code mengeling moet gebruikt worden en in principe is forfait dan geen optie. Is met huidige wetgeving ook al zo.
  • Stal met biggenafdeling en zeugenafdeling, maar 1 kelder: terug mengeling gebruiken?  Ook in dit geval spreken we over een mengeling van 2 mestsoorten die naar inhoud toe niet hetzelfde zijn. Logischer wijs kies je dan voor analyses en mengeling. Ook nu al het geval.
  • Geregeld wordt ook zeugenmest bij vleesvarkensmest gepompt om het bv. beter te kunnen mixen of door mestopslag tekort onder de zeugenstal? Ook mengeling ? In principe wel. Is nu ook al het geval.

Van zodra men verschillende mestsoorten gaat mengen kan forfait niet en dient deze mest afgezet te worden met code mengeling op basis van anaysewaarden. Mestbank heeft verschillende codes voorzien voor mengelingen van mest. 

mestcode

Naam

Mest type

Mestvorm

37

MENGELING                              

DIERLIJKE          

GIER               

38

MENGELING                              

DIERLIJKE          

MENGMEST           

39

MENGELING                              

DIERLIJKE          

VASTE MEST         

467

MENGELING DIERLIJKE EN SPUI BIOL WASSER

DIERLIJKE          

VLOEIBARE MEST     

667

MENGELING DIERLIJKE EN ANDERE MEST     

DIERLIJKE          

VASTE MEST         

707

MEST (MENGELING) NA SCHEIDING DIK      

DIERLIJKE          

VASTE MEST         

710

 MENGELING ANDERE MESTSTOFFEN          

ANDERE             

VLOEIBARE MEST     

736

DUNNE FRACTIE MENGELING                

DIERLIJKE          

VLOEIBARE MEST     

737

MENGELING DEROGATIEMEST                

DIERLIJKE          

GIER               

738

MENGELING DEROGATIEMEST                

DIERLIJKE          

MENGMEST           

739

MENGELING DEROGATIEMEST                 

DIERLIJKE          

VASTE MEST         

740

MENGELING DIERLIJKE EN SPUI CHEM WASSER

DIERLIJKE          

VLOEIBARE MEST     

741

MENGELING VARKENS EN SPUI CHEM WASSER  

DIERLIJKE          

VLOEIBARE MEST     

742

MENGELING RUNDVEE EN SPUI CHEM WASSER  

DIERLIJKE          

VLOEIBARE MEST     

743

MENGELING PLUIMVEE EN SPUI CHEM WASSER 

DIERLIJKE          

VLOEIBARE MEST     

744

MENGELING VARKENS EN SPUI BIOL WASSER  

DIERLIJKE          

VLOEIBARE MEST     

745

MENGELING RUNDVEE EN SPUI BIOLWASSER   

DIERLIJKE          

VLOEIBARE MEST     

746

MENGELING PLUIMVEE EN SPUI BIOL WASSER 

DIERLIJKE          

VLOEIBARE MEST     

747

MENGELING VARKENSMEST                  

DIERLIJKE          

MENGMEST           

748

MENGELING VARKENSMEST EN RUNDVEEMEST   

DIERLIJKE          

MENGMEST            

Het moment waarop vrachten worden bemonsterd bepaalt de geldigheid van een analyseresultaat en dus de periode waarin dit kan gebruikt worden.

Dit zijn uitzonderlijke situaties die een uitzonderlijke procedure vergen. Een aanpassing van de algemene regels hiervoor is niet gepast. In dergelijke gevallen zal men een wijzigingsdocument indienen met een omschrijving waarom hij de vrachten wil afrekenen op basis van een analyse na transportdatum, of een analyse die reeds vervallen is. 

Het is de verantwoordelijkheid van de landbouwer dat hij een analyse heeft van de mest waarmee wordt gereden. Of dat nu door voerder 1, 2, 3 of 4 wordt gedaan of door een erkend staalnemer doet er niet toe. Dit moet wel minstens gebeuren per exploitatie en op eerste vracht bemonsteren op de eerste dag dat er gereden wordt. De landbouwer dient dus duidelijk af te spreken wie de stalen neemt in dergelijk geval. Eens er een geldig staal is kan dat staal gebruikt worden door alle voerders die binnen de 3 maand mest afzetten. 

Dat is niet anders dan de dag van vandaag. Men moet dan aangeven dat het gaat om een analyse waarvan resultaat niet gekend is in MTIL. Er wordt dan ook gereden met waarde 0. De termijn tot aanpassen is 40 dagen. In principe is dat wel een termijn waarbinnen analyseresultaten gekend zullen zijn.

In de verdere toekomst zal de Mestbank dat automatisch gaan aanpassen. Dan zal men op basis van de resultaten die de Mestbank bereiken alle transporten die gereden zijn op 0 automatisch gaan aanpassen aan de waarde van de analyse van zodra de samenstelling is gekend bij VLM. 

In geval er geen analyseresultaat is klopt het gegeven dat men niet weet wat de inhoud is en hoe men moet bemesten. Nu dat is de dag van vandaag niet anders. Ook nu bestaat het systeem om te rijden met mest waarvan de analyse nog niet is gekend, anderzijds weet men ook dat de huidige forfaits niet realistisch zijn en dat bemesting op basis van die waarden ook niet correct kan/kon.

Men moet bij de bemesting werken met een bepaalde veiligheidsmarge, zeker als er geen voorgeschiedenis is met betrekking op de mestsamenstelling. 

Indien een landbouwer kiest voor analyses dient dit te gebeuren op basis van vrachtstalen als het gaat over varkensmest. Dit valt volledig onder de nieuwe wetgeving net zoals bij andere bedrijven. Indien men werkt met een rechtstreekse leiding naar de verwerking moet er ergens tussen de pomp en de verdere leidingen de mogelijkheid worden gemaakt om een bemonsteringstoestel tussen te koppelen.

Naar frequentie toe is het zo dat op het moment dat men overpompt er steeds een analyse moet zijn van de betrokken mest van max 3 maand oud. Bij het nemen van de monsters moeten er dus minstens 2 stalen genomen worden dwz 2 recipiënten gevuld worden tijdens het overpompen. Het begin van het overpompen en einde moeten best worden vermeden.

Ja alle stalen die men wil gebruiken voor de mestbank moeten in SMIL aangemeld worden en de resultaten moeten bezorgd worden aan VLM via dat loket.

Uiteraard kunnen staalnemers nog stalen nemen, het zijn de laboratoria zelf die aangegeven hebben dat ze niet de capaciteit hebben om dit op te vangen (zie ook vraag hierboven). Dat EM zomaar stalen gaan mogen nemen zonder opleiding klopt niet. De opleiding van november 2017 op zich is niet verplicht, omdat de opleiding niet zozeer over de staalname op zich gaat maar over de manier waarop je een dossier samenstelt om bevoegd verklaard te worden om stalen te nemen.

Het uiteindelijk bevoegd verklaard worden is gekoppeld aan de indiening van uw dossier en zelfs een audit van VITO. Dus zij moeten ook net zoals de laboratoria en staalnemers een dossier indienen en goedkeuring krijgen. We willen alleen de service leveren dat zo een dossier niet zo moeilijk is om samen te stellen, het staat hen immers vrij om het volledig zelf te doen of hiervoor een bureau aan te spreken. Vandaar dar deze opleiding niet verplicht is.

Bijkomed is het ook zo dat de transporteurs enkel bevoegd worden verklaard voor het nemen van vrachtstalen van drijfmest en dus niet bemonstering van putten, opslagen of vaste mest.  

Neen het systeem van staalnemer-verwerker verdwijnt. Ook voor rundveemest. Er zijn nog 2 soorten staalnames die geldig zijn.

  • - Putstaal (niet voor vloeibare varkensmest)
  • - Vrachtstalen

Vrachtstalen moeten steeds voldoen aan de principes om met vrachtstalen te werken. (Laadplaats, minstens 2 vrachten,….) ongeacht de mestsoort. 

UPDATE 22/12/2017

Om de overgang wat vloter te laten verlopen werd er beslist om het systeem van staalnemer-verwerker nog te laten doorlopen tot 15/02/2018. Dit brengt met zich mee dat tot en met 15/02/2018 nog een analyse bij de verwerker genomen kan worden die 3 maanden geldig is. Op die manier heeft u een analyse die geldig is tot en met 14/05/2018. Deze telt echter niet mee voor de BSM.

Burenregeling kan voorlopig nog afgesloten worden voor 1 jaar. Een landbouwer moet dan opgeven hoeveel ton hij wil afzetten naar zijn collega.

  • - Zij die werken met forfait of BSM zullen dan verder niets moeten doen, want voor hen wordt N en P2O5 berekend op basis van de forfaitaire cijfers of de BSM.
  • - Landbouwer die met analyses werkt zal als er een geldige analyse is die waarden gebruiken op moment van opmaak van de burenregeling. Is er geen geldige analyse dan de forfait.
    • o Aanbieder moet ervoor zorgen dat als men rijdt in het kader van de burenregeling er steeds een analyse is die max 3 maand oud is.
    • o Op het einde van het jaar moet men dan bevestigen hoeveel mest er effectief werd gereden met de op dat moment geldende samenstelling. 
BSM

Een BSM kan men sowieso niet aanvragen. Een BSM wordt voorgesteld door VLM op basis van een verzameling van analyses. Men kiest dus voor analyse in dergelijke gevallen daar er geen FF bestaat. Dwz dat men dus om de 3 maand (toch als men transport wil doen) stalen moet hebben.

Voor dikke fractie en dunne fractie van gescheiden mest zal in eerste instantie geen BSM kunnen, we hebben daar, net zoals voor rundermest, nog geen gegevens over. Mogelijks moeten bij die mestsoorten andere marges gehanteerd worden. Dus voorlopig niet, maar kan in de toekomst er wel bijkomen. 

Het is toch niet logisch dat dezelfde vork wordt toegepast voor alle diercategorieën (zeugen-varkens)?

Dit klopt enerzijds wel, de inhouden van zeugenmest zijn lager waardoor de toegelaten afwijking groter is dan bij vleesvarkens, maar anderzijds is ook uit het project gebleken dat deze mestsoort variabeler is wat dan weer een grotere marge voor zeugenmest verantwoord.

Indien de landbouwer kiest voor een BSM dan is het belangrijk dat hij een aantal zaken goed in overweging neemt. De Mestbank stelt immers geen eisen naar spreiding of frequentie van de monsternames. Er wordt tevens geen minimale tijdspanne vastgelegd waarbinnen de stalen moeten genomen zijn. 

De landbouwer dient goed na te gaan dat de monsternames gebeuren op momenten die relevant zijn voor de bedrijfsvoering. Het hangt met andere woorden af van het bedrijfsmanagement hoe een monsternamecampagne voor zijn bedrijf het best gebeurt om een zo correct mogelijke inhoud te hebben van de mest die aanwezig is op zijn bedrijf gedurende het jaar. Uiteraard kan hij kiezen om zo snel als mogelijk 4 stalen te nemen en over te schakelen naar een BSM, maar dat is niet in alle situaties een garantie dat de samenstelling voor zijn bedrijf dan correct werd bepaald. 

Volgende lijst van aandachtspunten kunnen een leidraad zijn. Deze zijn zeker niet limitatief, maar kunnen ervoor zorgen dat hij een zo realistisch mogelijk beeld heeft van de mestsamenstelling op zijn bedrijf. Bij het bepalen van een monsternamecampagne is het belangrijk om alle handelingen op het bedrijf die de inhoud van de mest kunnen laten variëren in kaart te brengen

  • - Monsternames zoveel mogelijk spreiden over de tijd zo kunnen lange termijn veranderingen opgevangen worden. Vb bij een “all-in-all-out” systeem moet minstens 1 ronde bemonsterd worden. Bedrijven die twee maal per jaar mest afvoeren kunnen best tijdens beide campagnes monsternames uitvoeren alvorens over te schakelen naar een BSM
  • - Eerste en laatste transporten van een reeks aaneensluitende vrachten kunnen best vermeden worden om te bemonsteren.
  • - Kelders waarboven verschillende diersoorten (varkens) worden gehouden kunnen best gemixt
  • - Verschillende stallen of kelders kunnen samen genomen worden op voorwaarde dat het management in alle stallen gelijkaardig is. vb. Diersoort, voeding, waterhuishouding, voedersysteem.
  • - Combineren van verschillende meststromen in een kelder geeft aanleiding tot grote verschillen en bijgevolg kan BSM in praktijk niet toepasbaar zijn, tenzij de handeling een constante is in de bedrijfsvoering. Vb toevoegen van waswater van luchtwasser, spoelwater, effluent,… aan de dierlijke mest kan beter gebeuren verspreid over het jaar dan op 1 moment in het jaar.Bijkomend moet deze mengeling afgezet worden als mengeling en niet als zuivere varkensmest. Nog beter is dat dergelijke stromen apart worden afgezet
  • - Emissie-arme stallen die met verschillende mestkanalen zitten leveren ook uiteenlopende resultaten op tussen de verschillende kanalen. Een optie hier is om te werken met een tussenopslag en al de mest vanuit de tussenopslag te laten vertrekken.
  • - Maatregelen om de homogeniteit van de mest te bevorderen, moeten altijd uitgevoerd worden en niet enkel voorafgaand aan de monsternames.

U dient er rekening mee te houden dat de resultaten, hoe goed ze ook zijn, enkel waarde hebben als ze bekomen werden uit monsters die de dagdagelijkse praktijk van het bedrijf reflecteren.

Neen, er wordt geen termijn gehangen waarbinnen de stalen genomen moeten worden voor de bepaling van een BSM. Men kan dus alle resultaten over verschillende jaren meenemen tot zolang het jaren betreft waar aaneensluitend gekozen is voor analyses. 

Een landbouwer kan steeds vragen een nieuw ijkpunt in te stellen als daar argumenten voor zijn. Dit zorgt ervoor dat stalen die betrekking hebben op een periode die niet realistisch is voor de bedrijfsvoering niet worden meegenomen en landbouwers deze niet meesleuren en zo nooit aan en BSM komen. 

Ja dat is mogelijk. Dit gaat dan wel over 2 BSM’s gaan. Een emissiearme stal die goed functioneert moet er immers voor zorgen dat de mestsamensteling anders zal zijn dan in een traditionele stal. De landbouwer zal in dergelijk geval bij zijn keuze de opsplitsing moeten maken en vervolgens stalen nemen van de verschillende stallen en hierbij aangeven welke stalen van welke stal afkomstig zijn. Zo kan ergewerkt worden naar een BSM op iedere stal apart en kan het ook voorkomen dat op de ene stal men een BSM heeft en op de andere men moet blijven werken met analyses omdat de variatie daar te groot is. 

Het risico dat er dan een BSM gegeven wordt die er eigenlijk geen is, neemt aanzienlijk toe.

Je kan immers maar spreken van een bedrijfsspecifieke mestsamenstelling als blijkt dat de samenstelling voldoende stabiel is. Als dat effectief zo is dan zal dat naarmate er meer analyses binnenkomen, blijken.

Als uit een eerste set van 4 blijkt dat er geen BSM is en uit een volgende afzonderlijke set van 4 komt wel een BSM dan is er iets heel raars aan de hand. Want als de tweede set van 4 dezelfde mest is qua samenstelling (wat je toch verwacht bij een BSM…) als de eerste set van 4 dan zou de totale set van 8 ook de toets voor een BSM moeten doorstaan en dan maakt het dus geen verschil dat je ze alle 8 samen neemt. Als dat niet het geval is, dan kan je hoogstens stellen dat de tweede ‘batch’ redelijk homogeen was,  maar dat betekent dus niet dat de mestsamenstelling uit die stal(len) voldoende homogeen/stabiel is om van een BSM te kunnen spreken.

Echter als er redenen zijn om aan te nemen dat er stalen bijzitten die niet realistisch zijn kunnen deze gemotiveerd niet in rekening worden gebracht. Men kan als landbouwer ook steeds een nieuw nulpunt instellen als daar redenen voor zijn. Vanaf dat punt worden dan stalen in het verleden niet meer meegenomen.

De nieuwe forfaitwaarden zijn gebaseerd op alle resultaten van vrachtstalen die de mestbank ter beschikking heeft. Uit het project is gekomen dat de variatie in de putstalen veel groter is vandaar dat voor het bepalen van de nieuwe forfait enkel vrachtstalen in rekening zijn gebracht. Dit zijn vrachtstalen genomen door onze dienst Handhaving sinds 2009 en alle vrachtstalen uit het pilootproject.

Nieuwe resultaten van vrachten zullen gebruikt worden om deze forfaits eventueel bij te sturen indien nodig. In de wetgeving is voorzien dat deze kunnen aangepast worden door de minister.

Momenteel is er maar 1 mestcode voor drijfmest van zeugen. Dat is Code 9: Zeugen en biggen. Echter is er al lang vraag naar een opsplitsing tussen kraamstalmest en dekstalmest. Landbouwers die kiezen voor analyses zullen afhankelijk van de bedrijfsvoering kunnen kiezen tussen:

  • - Code 9: Zeugen en Biggen(huidige code): met FF of analyse
  • - Code x: Zeugen drachtstal (zuivere zeugenmest zonder biggenmest) enkel analyse
  • - Code y: Zeugen kraamstal (mest van zeugen + mest van biggen tot 7kg) enkel analyse

Mest van de biggenbatterij die apart wordt opgeslagen en afgezet moet afgevoerd worden met code 499 (Biggen 7-20kg).

De analysecijfers (gebaseerd op minstens 2 vrachtstaalnames) is voor 3 maand geldig en wordt dan vervangen door nieuwe cijfers. Met welke cijfers wordt dan die beginstock bepaald? Met de eerste analysecijfers van het jaar of met een gemiddelde van de verschillende kwartalen?

Dat zal het gemiddelde van de verschillende kwartalen zijn als er geen analyse beschikbaar is op het einde van het jaar die nog geldig is. Dat is enkel van toepassing indien een bedrijf wordt doorgerekend door de mestbank.

Regel die wordt in acht genomen voor het bepalen van de inhoud van de opslag varkensmest op 1 januari.

  • Indien er een geldige gemiddelde samenstelling van minstens 2 vrachtanalyses is gekend van max drie maand oud dan is dat de samenstelling voor de opslag
  • Indien bovenstaande er niet is dan wordt de inhoud bepaald door het gemiddelde van alle gekende vrachtanalyses van het afgelopen jaar te nemen (moeten er dus minstens 2 zijn)
  • Indien er geen enkele of maar 1 vrachtanalyse beschikbaar is, wordt de forfait genomen (kleine bedrijven bvb)
  • Indien er geen forfait is, dient men een putstaal te nemen. (Dus enkel in geval van mengeling)

Voor de stocks gaan we in de toekomst naar aangifte toe vnl belang hechten aan de volumes. Deze worden dan afhankelijk van het jaar dat eventueel wordt doorgelicht of wordt bekeken, berekend op basis van het gekozen systeem. In uw voorbeeld gaan we ervan uit dat de landbouwer enkel voor FF gaat kiezen als de FF realistisch is tov van de gekende analyses op dat bedrijf. Indien daar veel verschil op zit is het geen goed idee om over te schakelen. Het doel van al deze wijzigingen is om meer naar de realiteit te gaan voor onze mestsamenstellingen. Dus indien hij zo werkt zal inderdaad zijn nutriënteninhoud tussen 2017 en 2018 wijzigen (stijgen of dalen tov 2017) maar in principe zal dat beperkt zijn daar dit bedrijf een bedrijf is dat eigenlijk weet wat er in zijn mest zit en enkel overschakelt naar FF als deze dichtbij de analyses zit.

Concreet:

  • - indien zijn bedrijf door de mestbank wordt bekeken voor PJ 2018 zal gerekend worden met de FFwaarden voor zijn beginstock en eindstock om zijn volledige balans te maken
  • - indien dit bedrijf bekeken wordt voor PJ2017 zal zijn stock afgerekend worden aan de analysewaarden wat nutriënten betreft.
  • - Indien dit bedrijf kiest om in 2018 met analyses te werken zal hij eind 2018 zijn inhoud moeten opgeven in volumes en nutriënten worden dan bepaald op basis van een analyse die op dat moment nog geldig is (3 mnd niet verstreken) of het gemiddelde van alle analyses van 2018. In dergelijk blijft beginstock de analyse van eindstock 2017 en de eindstock de analyse van eind 2018.
NER

Dossier voor toekenningen NER-MVW ingediend tem 31/12/2017: de berekening gebeurt met de oude FF cijfers. Voor de evaluatie van 2017 moet er voldoende verwerkt worden obv oude cijfers. Begin 2018 zal een herrekening komen met de nieuwe cijfers. Voor de evaluatie van 2018 zal er met de nieuwe cijfers gerekend worden.

De verwerkingsplicht ikv overname NER wordt tot op heden berekend met de forfaitaire cijfers van MAP3. Deze werden ikv Vlareme 2 geupdate aan de huidige FF cijfers.

Enkel bij varkens en bij diersoort ‘andere’ verandert de factor. Bij varkens gaat het van factor 0,65 naar 0,64 en bij de diersoort andere van 0,66 naar 0,67.

In het Mestdecreet staat in artikel 35 nog een kapstok rond de milieuvergunning. Vandaar dat in VLAREME2 de tekst van het huidige NER besluit hierover moesten blijven staan.

In de praktijk wordt dit niet doorgegeven aan de vergunningverlenende overheid.

De link met de mestbalans vinden we nergens terug, worden dan ook de regressiecijfers op termijn aangepast? Want er zijn nieuwe forfait voor de afzet van de mest, maar niet genoeg ton mest om de productie afgezet te krijgen, hoe gaan jullie om met dit nutriëntenverlies?

Er is een project lopende dat de productiezijde bekijkt. Of dit zal leiden tot aanpassing van de regressie zal nog moeten blijken.

Anderzijds ook hier de opmerking dat een landbouwer voor de keuze tussen FF en analyse moet kiezen voor de optie die in zijn geval de werkelijkheid het best benadert. Werken met een forfaitaire samenstelling kan, maar als je een heel hoge of lage regressie hebt leidt dat mogelijks tot grotere discrepanties tussen mestproductie en mestafzet.

De mestbalans wordt niet meer zoals vroeger geëvalueerd (of automatisch beboet bij een onbalans). De mestbalans wordt wel nog gebruikt als instrument bij doorlichting maar dan worden alle relevante factoren bekeken: voederverbruik, dieraantallen, uitscheiding, mestsamenstelling, mestvolume, …. Het belangrijkste is dat deze een consistent en aannemelijk geheel vormen.

We gaan dus uit van het principe dat als de mestsamenstellingen correct zijn bepaald en de geproduceerde mestvolumes correct worden afgezet, deze consistentie ook zal blijken.

Mestbank heeft al bewezen dat deze nieuwe benadering effectief wordt toegepast.

Voorbeeld:

Een landbouwer die weet, op basis van analyses uit het verleden, dat zijn mest van vleesvarkens een samenstelling heeft rond de 9 kg N en in het verleden steeds heeft afgezet op basis van de forfaitaire waarde zijnde 9,2 kg N. Deze landbouwer deed dat zeker correct. In de nieuwe situatie is het niet de bedoeling dat deze landbouwer overschakeld naar het systeem van de forfait daar deze bijna 3kg N lager ligt. Dit is niet realistisch en kan mogelijks zorgen voor onregelmatigheden. 

Gezien de commerciële relatie die zij hebben met hun klanten (bijkomende kosten, neutraliteit, gevaar om de commerciële relatie in het gedrang te brengen als de EM correct stalen wil nemen, enz. ..). Deze opmerking kwam zelf ook naar boven tijdens opleiding zie ook vraag over fraudegevoeligheid.

Deze mogelijkheid werd ontwikkeld na navraag bij onze erkende laboratoria. Zij gaven immers aan dat het voor hen niet evident is om dit op te vangen omwille van onderstaande redenen:

  • - Niet de capaciteit hebben om in volle seizoen te garanderen dat alle stalen gaan kunnen genomen worden.
  • - Het niet evident vinden om dit in praktijk te realiseren. Afspreken met 3 verschillende partijen op het moment dat er geladen wordt op de meest onmogelijke uren zal zorgen voor wrevel en misverstanden. BDB heeft dit gedaan in het kader van het pilootproject en dat was 1 van hun opmerkingen.
  • - Dat mogelijks de kostprijs voor de monstername enorm zou kunnen stijgen omwille van wachttijden van staalnemers die minstens 2 vrachten moeten bemonsteren.

Anderzijds willen we hiermee ook voorkomen dat men als transporteur moet wachten op staalnemers die onderweg zijn. Want als we niets voorzien is dat het alternatief en dat wil men ook niet. Werd letterlijk gezegd op de toelichtingen. In het seizoen moet er gereden worden en kunnen ze het niet maken dat hun machines stil staan. Dus bezorgdheid enerzijds gegrond en zeker in het oog te houden door ons, maar anderzijds lijkt het wel de beste oplossing om de capaciteit die laboratoria niet kunnen garanderen op te vangen en de praktische toepasbaarheid ervan. 

Neen, de keuze is vrijblijvend. Hij moet enkel een kwalificatie hebben indien hij zelf vrachtstalen wil nemen van mest. Het staat de erkend mestvoerder vrij om voor andere oplossingen te kiezen.

Zo kan men als EM contact opnemen met een erkend laboratoria om hierin afspraken te maken voor het geval men wel stalen moeten nemen bij klanten. 

De opleiding is geen verplichting, maar eerder informatief van aard. In deze opleiding wordt er toegespitst op de wijze waarop een dossier samengesteld moet worden om een kwalificatie te krijgen. Dit dossier kan evengoed door een transporteur ingediend worden die dit zelf doet zonder opleiding of zich laat bijstaan door een studiebureau of dergelijke. Uiteraard moet het dossier volledig en in orde zijn alvorens men stalen mag en kan nemen.

Dit wordt een nieuwe soort erkenning in VLAREL. Wat wil zeggen dat een erkende mestvoerder die vrachtstalen wil beginnen nemen een dossier zal moeten indien bij VITO. De minimale vereisten vind je terug op de website. Eens men een dossier heeft ingediend en het is volledig verklaard zal men kunnen starten met de bemonstering.

Nadien volgt er dan een audit uitgevoerd door VITO waar er mogelijks bijsturingen moeten gebeuren of niet. Als audit OK is kan men blijven verder werken.

Worden de resultaten van het NIR-systeem aanvaard voor transportdocumenten?

Hier moet nog onderzoek naar gebeuren en is zeker nog niet voor de eerste jaren. Het NIR-systeem op zich is een goed systeem om correcte bemesting te kunnen uitvoeren, maar om de resultaten van deze systemen te gebruiken om de mestboekhouding van een bedrijf op te baseren is het nog te vroeg. Dit systeem wordt wel verder opgevolgd en onderzocht.

Is een transporteur juridisch aansprakelijk in het kader van de monstername?

Ja, wie de stalen neemt is verantwoordelijk. De transporteur is verantwoordelijk dat de monstername en de bewaring van de monsters gebeurt conform de voorschriften. Hij krijgt hier ook een kwalificatie voor en draagt bijgevolg de verantwoordelijkheid voor de monstername en bewaring van de monsters tot op het moment dat de monsters worden overgdragen aan het erkende laboratorium. 

Voor de monstername kan de transporteur een bijdrage vragen. Tenslotte betaalt de landbouwer de dag van vandaag ook de monstername aan het labo. Door dit systeem wordt de transporteur vergoed voor monstername en zal het labo vergoed worden voor de analyse.

De prijs is niet wettelijk vastgelegd. 

Moeten de monsters koel worden bewaard? Hoe moeten ze dat in de praktijk gaan doen? Kan de monstername niet gebeuren in verzegelde potten en stalen achtergelaten bij landbouwer?

De bewaring wordt aanzien als een bijkomende last en moeilijk praktisch uitvoerbaar. Vraag om monsters bij landbouwer  te laten is terecht en kan worden bekeken.

Er bestaan systemen om monsters te verzegelen na monstername. Hierdoor verplaats je ook de verantwoordelijkheid van de bewaring en het tijdig binnenbrengen naar de landbouwer zelf. Anderzijds kan je je afvragen of de hoeveelheid stalen die men zal moeten nemen op 1 dag zo groot zal zijn dat het praktisch niet mogelijk is om deze in een frigobox te bewaren.

Alle manuele en automatische systemen die in Nederland gehomologeerd zijn zullen ook in Vlaanderen kunnen gebruikt worden ( vb. volautomatisch systeem). Als er nog andere systemen op de markt komen of eigen fabricaten zal dit bekeken worden door VITO. 

Het bemonsteringsapparaat moet niet vast staan op het transportmiddel of niet vereist dat dat onlosmakkelijk moet gelinkt worden. Men kan perfect 1 toestel kopen en inzetten waar nodig.

Men kan ook kiezen om met een kleine camionette van hier naar daar te rijden om monsters te nemen. Het is uiteraard aan de transporteur om in te schatten wat voor hem het beste uitkomt wat betreft kosten/baten.

Erkend mestvoerders die zelf landbouwer zijn mogen geen stalen nemen van hun eigen mest. Ook hun chauffeurs niet. Dit staat niet letterlijk in de wetgeving, maar valt onder de deontologie van de staalnemers. Als staalnemer kan/mag je geen stalen nemen van eigen mest of op eigen percelen. Dat is een algemene regel die van toepassing is op alle types van monsternames.

Ja, dat is geen probleem. Men moet wel goed op de hoogte zijn wanneer de stalen opgehaald worden door het labo. Immers de 7 dagen tussen staalname en analyse moet ten allen tijde gerespecteerd zijn. Dus als men als voerder zelf 7 dagen wacht alvorens dat daar te deponeren dan kan het onmogelijk tijdig geanalyseerd worden en is bijgevolg de analyse ongeldig.

Volg ook Katoos!

Contacteer ons

Voeders Denys

Industrielaan 30

8810 Lichtervelde

051 72 20 82

info@voedersdenys.be

© 2022 Voeders Denys NV. All Rights Reserved.